Het leven van Immanuel Kant
Immanuel Kant werd geboren op 22 april 1724 in Köningsberg, een dorpje in het koninkrijk Pruisen. Hij was het vierde kind in het gezin. Zijn vader, Johann Georg Kant, was een zadelmaker en zijn moeder, Anna Regina Reuter, zorgde voor het gezin. Zijn ouders hadden Immanuel oorspronkelijk Emanuel genoemd, maar hij veranderde zijn naam in Immanuel toen hij Hebreeuws leerde. Hij werd piëtistisch opgevoed, piëtisme is een stroming binnen het protestantisme. Door een dominee kon hij op achtjarige leeftijd naar een Latijnse school, het Collegium Fridericianum. Op zijn zestien ging hij naar de universiteit, daar studeerde hij theologie, filosofie, wiskunde en natuurkunde. Zijn leraar filosofie, Martin Knutzen, heeft veel invloed gehad op zijn latere denken. Door het plotselinge overlijden van Kants vader stopte Kant met zijn studie en ging werken als huisonderwijzer.
Negen jaar later, in 1755, kon hij als privaatdocent gaan werken aan de universiteit van Köningsberg, Albertina. Hij kreeg hiervoor niet betaald omdat het een erefunctie was. Toch gaf hij tot 1770 colleges logica, ethiek, metafysica, wiskunde en fysische geografie. Na 1770 ging hij werken als hoogleraar logica en metafysica. Verder gaf hij ook colleges filosofie. Dit deed hij tot hij in 1796 ontslag moest nemen wegens beginnende dementie en andere gezondheidsproblemen.
Kant had zeer veel bewondering voor de verlichte koning Frederik de Grote van Pruisen, die regeerde tot 1786. Na de dood van Frederik de Grote nam zijn neefje Frederik Willem II van Pruisen het over. Hij bleef koning tot 1797, toen overleed hij. Kant kon het niet goed vinden met Frederik Willem II. Hij raakte dan ook in conflict met hem door de godsdienst filosofie van Kant.
Immanuel Kant overleed in 1804 in Köningsberg. Hij heeft die stad ook nooit verlaten in zijn leven. In heel zijn leven is hij nooit getrouwd, naar eigen zeggen vanwege gebrek aan tijd en geld. Het gebrek aan tijd lag misschien wel aan zijn dwangmatige indeling van de dag. Iedere dag maakte Kant een wandeling. Die iedere dag precies hetzelfde was en precies op dezelfde tijd als de dag ervoor.
Negen jaar later, in 1755, kon hij als privaatdocent gaan werken aan de universiteit van Köningsberg, Albertina. Hij kreeg hiervoor niet betaald omdat het een erefunctie was. Toch gaf hij tot 1770 colleges logica, ethiek, metafysica, wiskunde en fysische geografie. Na 1770 ging hij werken als hoogleraar logica en metafysica. Verder gaf hij ook colleges filosofie. Dit deed hij tot hij in 1796 ontslag moest nemen wegens beginnende dementie en andere gezondheidsproblemen.
Kant had zeer veel bewondering voor de verlichte koning Frederik de Grote van Pruisen, die regeerde tot 1786. Na de dood van Frederik de Grote nam zijn neefje Frederik Willem II van Pruisen het over. Hij bleef koning tot 1797, toen overleed hij. Kant kon het niet goed vinden met Frederik Willem II. Hij raakte dan ook in conflict met hem door de godsdienst filosofie van Kant.
Immanuel Kant overleed in 1804 in Köningsberg. Hij heeft die stad ook nooit verlaten in zijn leven. In heel zijn leven is hij nooit getrouwd, naar eigen zeggen vanwege gebrek aan tijd en geld. Het gebrek aan tijd lag misschien wel aan zijn dwangmatige indeling van de dag. Iedere dag maakte Kant een wandeling. Die iedere dag precies hetzelfde was en precies op dezelfde tijd als de dag ervoor.