Het denken van Kant
Kant was een
verlicht filosoof. Hij was van mening dat de mensen gedetermineerd(dat het lot
al vast stond)waren , maar toch vond hij dat de mens er vanuit moest gaan dat
het een vrij wezen is dat zelfstandig handelt. Want alleen op die manier vond
Kant dat de mens na kon gaan of men wel of niet moreel handelde. Aan die
vrijheid zat volgens Kant echter wel een beperking, namelijk dat de mens
verantwoordelijk dient om te gaan met die vrijheid. Deze verantwoordelijkheid
toonde men door zo te handelen zoals men zelf zou willen dat het een algemeen
geldende wet zou zijn.
Kant was een aanhanger van de beginselethiek wat inhield dat goed handelen niet bleek uit het resultaat dat het opleverde, maar uit de intentie van diegene die handelt.
Kant onderscheidt hierin twee soorten handelingen, handelen uit neiging en uit plichtsbesef.
Bij handelen uit neiging, handel je om je eigen welzijn te vergroten. Bij handelen uit plichtsbesef, handel je volgens de plicht om het goede(menswaardige) te doen.
Immanuel Kant was een van de eerste filosofen die zowel empirist(kennis gebaseerd op waarnemingen) als rationalist(kennis gebaseerd op het verstand) was. Hij sloeg dan ook een brug tussen deze twee filosofische stromingen.
Volgens Kant ordende het verstand de waarnemingen. Maar deze waarnemingen zijn altijd een vertekend beeld vond Kant. Dit is omdat Kant van mening was dat door het verstand aan iedere waarneming een voorgaande ervaring werd gekoppeld, hierdoor kan de mens volgens Kant dus nooit het ware zien. Kant zei dan ook over kennis: “ Pure kennis is slechts pure ménselijke kennis, en om de aard der dingen te onderzoeken is het minstens zo belangrijk om te proberen onze zintuigen te bestuderen als de wereld zelf.’
Volgens Kant ordende het verstand onze waarnemingen in twaalf verschillende categorieën, namelijk op:
- eenheid
- realiteit
- Substantie en accidentie
- mogelijkheid – onmogelijkheid
- veelheid
- negatie
- oorzaak en gevolg
- bestaan - niet bestaan
- alheid
- limitatie
- wisselwerking
- noodzakelijkheid – toevalligheid
De belangrijkste van deze twaalf is die van oorzaak en gevolg, die inhoud dat wij denken dat alles een gevolg is van een voorafgaande actie.
Kant was ook van mening dat de mens niet alles kon kennen, zo waren er dingen die ons verstand te boven gingen. Voorbeelden hiervan zijn: God; de relatie tussen ziel en lichaam; uitspraken over het universum.
Kant was een aanhanger van de beginselethiek wat inhield dat goed handelen niet bleek uit het resultaat dat het opleverde, maar uit de intentie van diegene die handelt.
Kant onderscheidt hierin twee soorten handelingen, handelen uit neiging en uit plichtsbesef.
Bij handelen uit neiging, handel je om je eigen welzijn te vergroten. Bij handelen uit plichtsbesef, handel je volgens de plicht om het goede(menswaardige) te doen.
Immanuel Kant was een van de eerste filosofen die zowel empirist(kennis gebaseerd op waarnemingen) als rationalist(kennis gebaseerd op het verstand) was. Hij sloeg dan ook een brug tussen deze twee filosofische stromingen.
Volgens Kant ordende het verstand de waarnemingen. Maar deze waarnemingen zijn altijd een vertekend beeld vond Kant. Dit is omdat Kant van mening was dat door het verstand aan iedere waarneming een voorgaande ervaring werd gekoppeld, hierdoor kan de mens volgens Kant dus nooit het ware zien. Kant zei dan ook over kennis: “ Pure kennis is slechts pure ménselijke kennis, en om de aard der dingen te onderzoeken is het minstens zo belangrijk om te proberen onze zintuigen te bestuderen als de wereld zelf.’
Volgens Kant ordende het verstand onze waarnemingen in twaalf verschillende categorieën, namelijk op:
- eenheid
- realiteit
- Substantie en accidentie
- mogelijkheid – onmogelijkheid
- veelheid
- negatie
- oorzaak en gevolg
- bestaan - niet bestaan
- alheid
- limitatie
- wisselwerking
- noodzakelijkheid – toevalligheid
De belangrijkste van deze twaalf is die van oorzaak en gevolg, die inhoud dat wij denken dat alles een gevolg is van een voorafgaande actie.
Kant was ook van mening dat de mens niet alles kon kennen, zo waren er dingen die ons verstand te boven gingen. Voorbeelden hiervan zijn: God; de relatie tussen ziel en lichaam; uitspraken over het universum.